
Het goed kunnen splitsen van kleine getallen bij rekenen in groep 3 is een belangrijke basisvaardigheid. Goed kunnen splitsen is namelijk een voorwaarde om te kunnen rekenen met grotere getallen.
Splitsen is ook belangrijk bij het automatiseren (het vlot en goed antwoord geven op een som). En automatiseren is weer belangrijk bij het oplossen van grotere en andere sommen (bijvoorbeeld breuken en procenten).
Bekijk ook:
- Sommen tot 20 automatiseren met 3 leuke spellen (aanbevolen door onderwijsexperts)
- Het verschil tussen automatiseren en memoriseren
Wat is splitsen precies en hoe kun je je kind helpen met het goed leren splitsen van kleine getallen?
Splitsen is een getal in 2 delen verdelen. Je kunt een getal op verschillende manier splitsen. Bijvoorbeeld het getal 5: dit kun je verdelen in 2 en 3, 3 en 2, 1 en 4, 4 en 1, 5 en 0, 0 en 5.
In de volgende paragrafen krijg je tips om je kind te ondersteunen bij het leren splitsen in groep 3 en 4. Hieronder eerst twee leuke spelletjes die je met je kind kunt spelen.
Instructie Maak samen 10 (PDF)
Maak-samen-10 kaart (PDF)
Instructie optellen over het tiental (PDF)
Oefenbladen Groep 3 Rekenen (Gratis)

Oefenbladen Rekenen Groep 4 (Gratis)

Splitsen groep 3
Jonge kinderen denken in beelden. Daarom is het belangrijk om te beginnen met concrete voorbeelden. Bijvoorbeeld door de klas te splitsen in jongens en meisjes: hoeveel meisjes zitten er in de klas en hoeveel jongens? Of hoeveel kinderen hebben een trui aan en hoeveel kinderen hebben een vest aan? Of hoeveel kinderen komen lopend naar school en hoeveel kinderen komen op de fiets?
Of als je het dichter bij huis wilt houden: hoeveel kinderen wonen er in de straat? Hoeveel meisjes? En hoeveel jongens?
Je kunt ook oefenen met allerlei voorwerpen. Bijvoorbeeld met druiven: pak een paar rode en witte druiven van de fruitschaal en vraag aan je kind hoeveel druiven je in je hand hebt. Vraag daarna hoeveel rode en hoeveel witte druiven je in je hand hebt.
Hetzelfde kun je doen met appels en peren: leg een aantal appels en een aantal peren op de fruitschaal. Vraag aan je kind hoeveel stukken fruit er op de fruitschaal liggen. Vraag daarna hoeveel appels en hoeveel peren er liggen.

Ook legosteentjes lenen zich uitstekend voor deze rekenactiviteit: pak een aantal rode, gele en blauwe steentjes. Laat je kind tellen hoeveel steentjes er liggen. En vraag daarna hoeveel rode, blauwe en gele steentjes er zijn. Op deze manier leren kinderen dat een aantal of een hoeveelheid kan worden verdeeld in twee of meer delen.

Na het oefenen met echt materiaal kan de overstap naar het oefenen met getallen worden gemaakt. Concreet wordt vervangen door abstract; voorwerpen worden vervangen door getallen.
Dominostenen kunnen heel goed gebruikt worden bij het oefenen van splitsen in groep 3. Ze passen goed in de overgangsfase van het werken met concreet materiaal naar het werken op het abstracte niveau met getallen. Stel je kind bijvoorbeeld de volgende vragen:
- Hoeveel stippen tel je op de dominosteen?
- Hoeveel stippen staan er in het linkervakje?
- Hoeveel stippen staan er in het rechtervakje?

4 stippen→ 3 stippen en 1 stip

6 stippen→ 4 stippen en 2 stippen

7 stippen→ 5 stippen en 2 stippen
Werkblad Splitsen Groep 3 PDF
Splitsen tot 10
De getallen 2 tot en met 10 kun je op verschillende manieren splitsen. Als je voor het eerst met je kind gaat splitsen of als je kind het splitsen lastig vindt, is het belangrijk om de splitsing voor je kind eerst herkenbaar en zichtbaar te maken en deze daarna pas op te schrijven. Je kunt de volgende voorbeelden gebruiken:

Pak twee koekjes uit de koektrommel,schets de situatie en stel je kind de volgende vraag:
“We zijn met z’n tweeën: jij en ik. We hebben twee koekjes. Hoe kunnen we die verdelen?”
Laat je kind de koekjes verdelen en als hij niks zegt, kun je benoemen wat hij doet. Dat is aan te raden, want door de handelingen te benoemen, komt de informatie ook op auditief niveau bij je kind binnen. Waarschijnlijk zal je kind als eerste optie noemen dat jij er 1 krijgt en hij zelf ook 1.
“1 koekje voor jou en 1 koekje voor mij.”
Vraag dan op welke andere manieren je de koekjes ook nog kunt verdelen. Als je kind dit niet begrijpt, kun je zeggen dat de koekjes niet eerlijk verdeeld hoeven worden.
Je kunt de koekjes nog op twee andere manieren verdelen. Laat je kind vertellen wat hij doet of benoem wat je kind doet:
“2 koekjes voor je kind en 0 koekjes voor jou.”
“0 koekjes voor je kind en 2 koekjes voor jou.”
Op abstract niveau, in een schema met getallen, ziet dit er zo uit. Je kunt dit samen met je kind tekenen.

Een voorbeeld bij het splitsen van het getal 3:

Pak drie plakjes cake (of drie appels of iets anders), schets de situatie en stel je kind de volgende vraag:
“We zijn met z’n tweeën: jij en ik. We hebben drie plakjes cake. Hoe kunnen we die verdelen?”
Laat je kind de cake verdelen en als hij niks zegt, benoem jij wat hij doet.
Bijvoorbeeld:
“1 plakje voor jou en 2 plakjes voor mij.”
Vraag dan op welke andere manieren je de plakjes cake ook nog kunt verdelen. Je kunt de plakjes cake nog op 3 andere manier verdelen. Laat je kind vertellen wat hij doet of benoem wat je kind doet:
- 2 plakjes voor jou, 1 plakje voor je kind.
- 3 plakjes voor je kind, 0 plakjes voor jou.
- 0 plakjes voor je kind, 3 plakjes voor jou.
Op abstract niveau, in een schema met getallen, ziet dit er zo uit. Je kunt dit samen met je kind tekenen.

Een voorbeeld bij het splitsen van het getal 4:

Pak 4 appels (of 4 boterhammen of iets anders).
“We zijn met z’n tweeën: jij en ik. We hebben vier appels. Hoe kunnen we die verdelen?”
Laat je kind de appels verdelen en als hij niks zegt, benoem jij wat hij doet.
Bijvoorbeeld:
“2 appels voor jou en 2 appels voor mij.”
Vraag dan op welke andere manieren je de appels ook nog kunt verdelen. Laat je kind vertellen wat hij doet of benoem wat je kind doet. Je kunt de appels nog op 4 andere manier verdelen:
- 3 appels voor je kind, 1 appel voor jou.
- 1 appel voor je kind, 3 appels voor jou.
- 4 appels voor je kind, 0 appels voor jou.
- 0 appels voor je kind, 4 appels voor jou.
Op abstract niveau ziet dit er zo uit. Je kunt dit samen met je kind tekenen.

Bij het splitsen van de getallen 5, 6, 7, 8, 9 en 10 kun je dezelfde soort voorbeelden gebruiken als die hierboven. Hoe groter het getal dat je gaat splitsen, hoe meer mogelijkheden er zijn.
Laat je kind de volgorde van de splitsingen zelf bepalen. Op deze manier ontdekt je kind zelf hoe een getal gesplitst kan worden en zal hij het makkelijker onthouden dan wanneer jij de volgorde bepaalt.
Oefenbladen Groep 3 Rekenen (Gratis)

Oefenbladen Rekenen Groep 4 (Gratis)

Het getal 5 splitsen

Het getal 6 splitsen

Het getal 7 splitsen

Het getal 8 splitsen

Het getal 9 splitsen

Het getal 10 splitsen
Het getal 10 is het belangrijkste splitsgetal. Deze splitsingen heb je namelijk nodig om sommen die over het tiental gaan, zoals bijvoorbeeld 7 + 5 of 14 – 6, op te lossen.

Zelf een splits-werkblad maken? Download onderstaande PDF.
Werkblad Splitsen PDF
Splitsen tot 20 (+ werkblad)
Als je kind leert rekenen, begint het met het oplossen van sommen tot en met tien. Dit is de basis. Als je kind sommen tot 20 kan uitrekenen, kan het alle sommen oplossen. Maar voordat het sommen tot 20 kan oplossen, moet je kind een behoorlijke hindernis nemen: rekenen over het tiental.
Om kinderen daarop voor te bereiden, leren ze na het splitsen van getallen tot 10, getallen tot 20 te splitsen.
Hoe kun je je kind helpen met splitsen tot 20?
Ook hierbij is het belangrijk om het voor je kind zichtbaar te maken. Hoe ziet splitsen eruit? Wat gebeurt er als je een getal splitst?
Je kunt hiervoor weer echte voorwerpen gebruiken, zoals snoepjes, druiven, bonen, lego-steentjes enzovoort.
Leg 20 snoepjes voor jullie op tafel.

Schuif nu een groepje van 10 snoepjes naar links.

Hoeveel snoepjes liggen er aan de rechterkant?
Je kunt het getal 20 splitsen in 2 groepjes van 10.
- Leg alle snoepjes weer bij elkaar.
- Schuif nu 3 snoepjes naar links.
- Hoeveel snoepjes liggen er aan de rechterkant?
- Je hebt nu een groepje van 3 snoepjes en een groepje van 17 snoepjes.
- Je kunt het getal 20 dus splitsen in 3 en 17.
- Leg alle snoepjes weer bij elkaar.
- Schuif nu 11 snoepjes naar links.
- Hoeveel snoepjes liggen er aan de rechterkant?
- Je hebt nu een groepje van 11 snoepjes en een groepje van 9 snoepjes.
- Je kunt het getal 20 dus splitsen in 11 en 9.
Op deze manier kun je alle getallen tot 20 splitsen. (Maar eerst even een snoepje eten. 😉 )
Als je kind het splitsen met concreet materiaal onder de knie heeft, kun je weer de overstap maken naar het abstracte niveau: het werken met getallen.
Tip: Houd de snoepjes nog wel even bij de hand. Los de som eerst op met de snoepjes en vul deze daarna in op het werkblad.
Bijvoorbeeld:

Splitsen tot 20 Werkblad (PDF)
Splitsen groep 4
Bij rekenen in groep 4 gaan de kinderen splitsen tot 100. Waarschijnlijk heeft je kind nu geen concreet materiaal meer nodig om de sommen op te lossen. Vindt je kind het nog moeilijk? Doe dan een stapje terug, pak het concrete materiaal, bijvoorbeeld de snoepjes, appels of iets anders, er nog even bij en oefen nog eens de sommen waarvan je zeker weet dat hij ze snapt. Zo doet je kind weer succeservaringen op en zal hij met meer zelfvertrouwen aan de moeilijkere sommen beginnen.
Hoe ziet het splitsen in groep 4 eruit? Bijvoorbeeld:

Werkblad Splitsen Groep 4 (PDF)
Er zijn nog meer manieren om splitssommen op te schrijven. Bijvoorbeeld:

Veel kinderen ‘schrikken’ na het splitsen van getallen tot 20 van grotere getallen. Vindt jouw kind die grote getallen maar niets? Vertel dan dat hij het moeilijkste al geleerd heeft: het splitsen tot 20. Bouw het oefenen van het splitsen met grote getallen langzaam op.
Heeft je kind het splitsen tot 20 onder de knie? Ga dan verder met een getal tussen de 20 en 25 of tussen de 20 en 30. Daarna maak je het getal weer een klein beetje groter. Op deze manier zal je kind merken dat hij ook deze getallen kan splitsen en dat het niet heel veel moeilijker is dan het splitsen van kleinere getallen.
Rekenen over het tiental
Het splitsen van getallen in groep 3 en 4 is een voorbereiding op het maken van ‘echte’ sommen. Eerst leren de kinderen sommen tot 10 op te lossen. Bijvoorbeeld: 2 + 3 = 5. En daarna sommen die over het tiental heen gaan. Bijvoorbeeld: 8 + 4 = 12. Veel kinderen zien er erg tegenop om over het tiental te gaan rekenen en willen het liefst blijven tellen.
Vindt jouw kind de stap naar het rekenen over het tiental erg moeilijk? Dan kun je uitleggen dat het nu nog moeilijk is en langzaam gaat, maar dat je als je over het tiental kunt rekenen veel sneller kunt rekenen.
Marisca Milikowski vertelt in haar boek ‘Dyscalculie en rekenproblemen’ welk voorbeeld Hilde Heuninck haar leerlingen geeft:
“Heuninck zegt dan dat tellen ook goed is, maar dat we er nu een andere manier van rekenen bij gaan leren. Die manier werkt op den duur sneller, hoewel je dat eerst nog niet merkt. Vergelijk het maar met fietsen, houdt Hilde Heuninck de leerling voor. Je kon al goed hard lopen, lopend kon je overal komen waar je heen wilde. Waarom zou je dan leren fietsen? Dat gaat in het begin helemaal niet zo snel. En je valt regelmatig en de straat is hard. Toch heb je er later geen spijt van. Want als je het eenmaal kunt, gaat het zoveel sneller dan lopen.” (Milikowski, 2012, p. 85)
Hoe kun je je kind helpen met sommen over het tiental?
- Download onderstaande afbeelding. (Je kunt ook MAB materiaal gebruiken.)

Download tiental en lossen (PDF)
- Knip de losse en het tiental, de tien ‘blokjes’ aan elkaar, uit.
- Laat het tiental heel en kleur het groen.

Nu gaan we de som 5 + 7 oplossen.
- Leg een groepje van 5 blokjes links en een groepje van 7 blokjes rechts. (De rest van de blokjes haal je even van tafel.)
- Leg het tiental boven de twee groepjes losse blokjes.
- Laat je kind nu de 5 (witte) blokjes op het tiental leggen:

Nu gaan we aanvullen tot 10:
- Vraag aan je kind: “Hoeveel blokjes kunnen er nog op het tiental?”
- Er is nog plaats voor 5 blokjes.
- Leg deze op de overgebleven plekken.
- Er ligt nu een rij van 10 blokjes. Het tiental is aangevuld en het getal 7 is gesplitst!
- Er zijn nog 2 blokjes over. Deze leg je onder de rij van 10 blokjes.

Je ziet nu dat er in totaal 12 blokjes liggen.
Je kind heeft de som in twee stappen opgelost: eerst 5 erbij en daarna 2 erbij.
5 + 7 → 5 + 5 + 2 = 12
Of ga aan de slag met de Rekenbox sommen tot 20 automatiseren (aanbevolen door onze onderwijsexperts):
Meer lezen? Bekijk ook:
Rekenen groep 3 en 4 oefenen
- Rekenpakket Groep 4 – 1e helft schooljaar (Cito-IEP)54,90Voeg toeGratis thuisbezorgdBetaal met iDeal
- Waardering 4.67 uit 5Klokkijken Groep 4/5 oefenboek + uitleg oefenboek (online)57,00Voeg toeGratis thuisbezorgdBetaal met iDeal
- Waardering 4.47 uit 5Oefenboek Rekenen Groep 3 – 1e helft schooljaar24,95Voeg toeGratis thuisbezorgdBetaal met iDeal
- Waardering 4.59 uit 5Oefenboek Rekenen Groep 3 – 2e helft schooljaar24,95Voeg toeGratis thuisbezorgdBetaal met iDeal
Bronnen:
Milikowski, M., 2012, Dyscalculie en rekenprblemen, 20 obstakels en hoe ze te nemen, Amsterdam, Nederland: Boom.
http://www.canrinus.nl/
Carola de Koning, BEd
Carola heeft ervaring opgedaan als bijlesjuf, kindercoach en als leerkracht in het basisonderwijs
Over Carola